Hoeveel % van de rook die je uit een sigaret zuigt komt nou daadwerkelijk ook in de longen van iemand die een paar meter verderop zit? lijkt me echt niet meer dan 1%, de schadelijkheid ervan is dan dus ook niet groter dan 1% van wat de bronroker oploopt. Een onderzoek:
"
Dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid, zoals de overheid beweert, wordt door de media klakkeloos overgenomen. Ten onrechte. Analiste Sonja Janssen dook in de boeken en concludeert dat de rechtvaardiging voor de nieuwe tabakswet wetenschappelijk slecht onderbouwd is.
Door Sonja Janssen In 1990 bracht de Gezondheidsraad voor het eerst advies uit aan de overheid over passief roken. De cijfers waren gebaseerd op een Amerikaans onderzoek. De raad stelde vast dat een verhoogde kans op longkanker waarschijnlijk veroorzaakt wordt door meeroken. Het jongste advies over de gevolgen van meeroken van de gezondheidsraad is desastreus.Voor niet-rokers neemt de kans op longkanker toe met 20% en de kans op hart- en vaatziekten met 20 tot 30%. Het rapport stelt dat meeroken duizenden sterfgevallen per jaar ten gevolge heeft door hartaandoeningen, honderden door longkanker en tientallen door wiegendood.
Over het algemeen werd beweerd dat blootstelling aan tabaksrook een risico van ongeveer 25 % zou vormen voor hartziekten en bovendien longkanker zou veroorzaken bij niet-rokers. Maar kunnen wij dit zonder meer aannemen of moeten we ons afvragen hoe men aan deze informatie komt? Waar is deze feitelijk op gebaseerd? De laatste jaren hebben deskundigen en critici’s zich beziggehouden met de vraag: is meeroken gevaarlijk voor de gezondheid?
Om een goed beeld van de ware gevolgen van meeroken te krijgen, onderzocht ik 85 studies over dit onderwerp, waarvan 17 epidemiologische onderzoeken. De verschillende onderzoeken spreken elkaar behoorlijk tegen. Uit een groot aantal epidemiologische studies en analyses blijkt dat de resultaten met grote onzekerheden zijn behept. Uit de meeste studies komt het probleem naar voren, dat voor het aantal nieuwe gevallen van kanker binnen een gemeenschap of in een bepaalde periode, en in mindere mate voor doodsoorzaken, geen betrouwbare registraties zijn waarmee kwantitatieve analyses kunnen worden gedaan. Het verhoogde risico is voornamelijk gebaseerd op verkeerd gecombineerde analyses, en is veelal te wijten aan twijfelachtige methodische problemen. Beoordelingen zijn altijd in belangrijke mate gebaseerd op subjectief inschatten en zowel toevallige als systematische fouten kunnen de verkregen meetwaarden beïnvloeden.
Uit de meeste artikelen blijkt dat er een zeer zwak of zelfs geen verband bestaat tussen longkanker/hartziekten en omgevingstabak. Zo wijst een grootschalige Californische follow-up study gedurende 40 jaar (1959-1999) bij zowel mannen als vrouwen uit dat tussen het effect van omgevingstabaksrook en het ontstaan van hartziekten/longkanker geen significante associatie bestaat. Sterker nog: het relatieve risico was zeer constant.
In sommige artikelen wordt vermeld dat als er wel een schijnbaar verband is gevonden, dat niet met absolute zekerheid is vast te stellen, wegens onvoldoende bewijs en de lange duur van de studie. Het onderzoek is immers onderhevig aan de vele storende en externe factoren die de uitslagen kunnen beïnvloeden. De onderzoekers sporen aan om deze factoren nader te bestuderen, omdat daarover te weinig in literatuur vermeldt staat.
Storende onzekerheden
Er zijn vele factoren, waarvan men vermoedt dat ze invloed hebben op het risico van hartaandoeningen en longkanker en misschien zijn er nog honderden andere onbekende factoren die bepalen of iemand kanker of een hartaandoening krijgt. Men probeert deze factoren soms enigszins te compenseren voor verstorende variabelen, maar dat helpt slechts voor een zeer klein deel, omdat hun totale invloed nooit te achterhalen is. De mate waarin men in het verleden is blootgesteld aan tabaksrook is niet nauwkeurig in te schatten. Het is onmogelijk om aan de hand van een vragenlijstje betrouwbare informatie te verschaffen aan derden. De mogelijke verwarring over de risico’s van lage dosis ioniserende straling en omgevingstabaksrook zijn simpelweg nog onvoldoende onderzocht. Het lijkt erop dat de dosis rook die men binnenkrijgt zo klein is dat deze te verwaarlozen is. In ieder geval is die dosis te laag om te stellen dat meeroken duizenden sterfgevallen per jaar tot gevolg heeft.
Andere factoren in het ontstaan van longkanker en/of hartaandoeningen waardoor mogelijke afwijkingen in de onderzoeksresultaten ontstaan zijn: leeftijd, geslacht, ras, dag/nacht, seizoen, cyclus, stress, mate van lichamelijke activiteit en voedingstoestand.
Duidelijke verschillen naar opleidings- en inkomensniveau kunnen wel vastgesteld worden als een aantal aspecten van de levensstijl belicht wordt; zoals ongelijkheden in gezondheidstoestand, levensstijl en preventie en de consumptie van (niet voorgeschreven) geneesmiddelen. Globaal genomen hangt een laag opleidings- of inkomensniveau samen met een levensstijl die een aantal risicofactoren met zich meedraagt. Bij lager opgeleiden en personen met een laag inkomen vindt men de grootste aantallen (zware) rokers en drinkers. Zij eten minder gezond, beoefenen in mindere mate sportieve activiteiten, maken in mindere mate gebruik van preventieve voorzieningen. Tot slot dienen onderzoekers bepaalde erfelijke aandoeningen te verdisconteren om tot gedegen en betrouwbare onderzoeksresultaten te komen.
Geen verband?
De meest opmerkelijke studie is het rapport van een grootschalig onderzoek in 1998, dat verricht is in opdracht van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De onderzoekscommissie kwam tot de conclusie dat er geen statistische bewijzen gevonden zijn voor de stelling dat passief roken de veroorzaker zou zijn van longkanker. In totaal werden er 650 longkankerpatiënten vergeleken met 1542 gezonde mensen. In het onderzoek werd gekeken naar het risico van meeroken binnenshuis en naar mensen die op een andere manier stelselmatig blootgesteld worden aan veel tabaksrook. Er bleek geen vergroot risico te bestaan voor de onderzochte groepen. Bovendien werd vermeld dat er geen enkele associatie gevonden was tussen longkankerrisico en de blootstelling aan omgevingstabaksrook gedurende de kinderjaren. Er bleek zelfs dat passief roken een beschermend effect zou hebben tegen longkanker.
Daarnaast werd in het rapport ‘Volksgezondheidsschade door passief roken’ (Nr. 2003/21, Den Haag, 18 november 2003) van de Nederlandse Gezondheidsraad, gericht aan de minister van Volksgezondheid, open en bloot vermeld dat de onderzoekscommissie niet beschikte over de benodigde cijfers. Het advies van de raad aan de overheid is om het relatieve risico van het aantal ziekte- en sterfgevallen door passief roken te achterhalen door een gedegen onderzoek in ons land te laten verrichten.
Het moge duidelijk zijn; er is vooralsnog geen enkele (wetenschappelijke) reden om vast te stellen dat meeroken schadelijk is voor de gezondheid. Waarom de Nederlandse media geen kond doen van dit opmerkelijke gegeven, is een groot raadsel.
De overheid neemt geen beslissing zonder dat een wetenschapper er eerst zijn licht over heeft laten schijnen. Op het politieke strijdtoneel is de wetenschap ogenschijnlijk de beste scheidsrechter. In dit geval duidelijk niet. De conclusies van de ‘onafhankelijke deskundigen’ lijken al van tevoren vast te liggen als het gaat om grote politiek –economische belangen. In een ideale wereld zouden adviseurs niet op de stoel van de politiek zitten en de politiek niet op de stoel van de deskundigen. Het is de plicht van de politici en belanghebbenden om de samenleving te voorzien van betrouwbare, begrijpelijke en vooral zorgvuldig onderzochte informatie. Tot het zover is, zullen we zelf bij de les moeten blijven. "